ONDERZOEK als veelbelovende nevenactiviteit

UTRECHT – Behalve voor de visserij is de 40 meter lange Noorse trawler ´Ringbas´ ook speciaal uitgerust voor bodemkartering, de 80 meter lange trawler ´Christine E´ voor werkzaamheden in de olie-industrie en seismisch onderzoek en de 94 meter lange geavanceerde ´Libas´ voor visserijonderzoek. Kunnen Nederlandse vissers met al hun nautische kennis en kunde ook inkomsten halen uit maritieme nevenactiviteiten? Die kansen zijn er zeker.

Van ‘Visser tot Multipurpose Maritiem Ondernemer’ was en is één van de ambities van het Visserij Innovatie Platform (VIP). De uitdaging is dat vissers met hun zeemanschap ook inkomsten realiseren met andere activiteiten naast de visserij. In Nederland is er mondjesmaat ervaring met betaalde klussen voor onderzoeksinstellingen en offshorebedrijven, in Noorwegen pakken reders het groter aan.

Het Innovatienetwerk heeft Sytse Ybema opdracht gegeven kansen voor nevenactiviteiten in de Nederlandse visserijsector op een rijtje te zetten. Zoals gevraagd kijkt Ybema als voorbeeld vooral naar Noorwegen dat wordt gezien als trendsetter. Zelf woont hij daar en heeft zijn eigen bedrijf Sustainovate Inc., en voor zijn emigratie werkte Ybema bij het toenmalige Rijksinstituut voor Visserijonderzoek.

  Door recente overheidsbezuinigingen op marien onderzoek en een toenemende behoefte aan mariene informatie op de steeds intensiever gebruikte Noordzee groeit de bewustwording van schippers over de waarde van hun zeekennis en de mogelijkheid tot het verstrekken van betaalde informatie. Onderzoek wordt door Ybema als een veelbelovende nevenactiviteit gezien. Samenwerking daarin is belangrijk om de visserijsector te positioneren als een aantrekkelijke aanbieder. Een aantal potentiële inkomstenbronnen is alleen toegankelijk als het overheidsbeleid wordt aangepast, bijvoorbeeld voor vergoedingen voor vuilinzameling, inspecties op zee in de breedste zin van het woord, crisisbestrijding op zee en het gebruik van commerciële gegevens voor surveys op visbestanden.

  Het Noorse wetenschappelijke instituut voor marien onderzoek IMR is actief betrokken bij de inzet van commerciële schepen voor visserijonderzoek. Via het IMR heeft zich een spin-offbedrijf ontwikkeld (Metas AS), dat zich specifek bezig houdt met het leveren van technische en wetenschappelijke knowhow voor de offshore-industrie, waaronder hun ervaringen met vissersvaartuigen als onderzoeksplatform. Noorwegen kent twee zogenoemde referentievloten die het IMR met vaste regelmaat voorzien van gedetailleerde informatie over hun visserijactiviteiten: een High Seas Reference Fleet (17 vaartuigen voor bijvoorbeeld surveys op pelagische bestanden) en een Coastal Reference Fleet (21 schepen, voornamelijk staandwantschepen van 9-15 meter lengte voor monitoring van vooral waterkwaliteit in kustwateren en fjorden). Elke vier jaar vindt openbare aanbesteding plaats. De financiering vindt plaats door een klein deel van de Noorse vangstquota toe te wijzen voor onderzoeksdoeleinden. Daarnaast worden brandstofkosten contant vergoed.

Vissersschepen kunnen volgens opgave tot de helft goedkoper dan bijvoorbeeld gespecialiseerde offshoreschepen werken en zijn vaker paraat. Omdat de operationele kosten vaak veel lager zijn worden trawlers ook door onderzoekers veelal boven wetenschappelijke vaartuigen geprefereerd. Ybema noemt ter vergelijking dat Noorse bedrijfsschepen rond de tien bemanningsleden inzetten bij 24-uurs werkzaamheden, terwijl de Nederlandse Tridens er achttien aan boord heeft.

Naast visserijonderzoek worden vaartuigen met een juist instrumentarium aan boord onder andere ingezet voor inspecties van leidingen en kabels op zee, bodemtypering en seismisch onderzoek. Om aan strenge eisen te voldoen investeren de Noorse reders ook. Voor de Libas heeft de reder bijvoorbeeld 2 miljoen euro geïnvesteerd om nevenopdrachten te kunnen binnenhalen.

De Europese wateren worden steeds intensiever gebruikt voor uitbreiding van infrastructuur, energiewinning (ook windparken), viskweek, toerisme en vrachtvaart. Deze toename aan activiteiten vraagt om onderzoek teneinde vooraf de effecten in kaart te brengen. De meest conventionele onderzoeksvaartuigen worden echter voor routinematig onderzoek ingezet en moeten net als de onderzoekers ruim van tevoren worden ingepland. Hier ligt voor vissers een interessante markt. Het wassend aantal consultantsbureaus heeft bijvoorbeeld niet de beschikking over eigen schepen. Om deze ontwikkelingen meer te stroomlijnen zou gedacht kunnen worden aan het opzetten van een centraal matchmaking-systeem dat de verhuur van vissersvaartuigen vereenvoudigt. Het aanbod van schepen wordt pas echt aantrekkelijk wanneer het in combinatie met expertise wordt aangeboden.

Voor private onderzoeksreizen noemt Ybema dagvergoedingen van 20.000 euro voor de grotere trawlers tot 6.000 euro voor de kustvaartuigen. Ter vergelijking heeft Ybema ook naar Nederland gekeken en noemt dan 23.000 euro aan dagkosten voor de Tridens en 10.000 euro voor het kleinere onderzoeksvaartuig Isis. Voor de vorig jaar in de vaart gekomen UK 153 noemt hij 6.000 euro per dag (bij de nieuwbouw is al vooruitgekeken naar nevenarbeid), voor de GO 58 noteert Ybema 4.000 euro per dag in zijn verslag.

Momenteel vindt in Nederland en ook in Denemarken een discussie plaats over vervanging van de onderzoeksvaartuigen Tridens (bouwjaar 1989) respectievelijk Dana. Beide schepen zijn in de loop der jaren niet meegegroeid met de vernieuwingsslag in de visserij. Veel apparatuur aan boord, zoals sonars en echoloden, zijn slechts voor basaal wetenschappelijk onderzoek te gebruiken. Dit terwijl wetenschappers zich steeds meer realiseren dat akoestiek een centrale positie inneemt in marien onderzoek.

Bij de vertaling naar Nederland ziet Ybema wel voor ogen dat veel kotters niet eenvoudig in te richten zijn voor uitbreiding van nevenactiviteiten, anders dan eenvoudige dataverzameling of inspectietaken. Er is meestal wel voldoende accommodatie, maar over het algemeen hebben de kotters geen ruimte voor extra materiaal op het dek en ontbreken kranen en lieren en is de boomkor vaak het enige tuig dat ingezet kan worden. Om een noodzakelijke investering voor ombouw terug te verdienen moeten er wel voldoende opdrachten zijn voor nevenarbeid.

Projectleider Jelle Landstra van het Innovatienetwerk: ,,Een vissersschip is een aanzienlijke kapitaalsinvestering die je liefst zo min mogelijk aan de kade laat liggen. Met hun zeemanschap en kennis van de zee kunnen vissers meer dan alleen vissen. De markt voor neveninkomsten naast de visserij blijkt nog volop in ontwikkeling. De Noorse vissers zijn daar al druk mee bezig. Daar blijkt dat visserijschepen veel goedkoper (zelfs tot 50%) kunnen opereren dan gespecialiseerde offshore- en onderzoeksvaartuigen. En door hun zeemanschap, de zeekennis en de ervaring met slecht weer kunnen de vissers dat soms ook nog (veel) beter. Onder leiding van Maarten Mens van het Productschap Vis hebben we een brainstormsessie gehouden met een aantal vissers met interesse en ervaring op dit punt: Pieter Louwe van Slooten (UK 153), Cees van de Berg (UK 61, NG 1 en twee Duitse vlagkotters), Rems Cramer (KW 2) en Koos de Visser (GO 58). Naar voren kwam dat er ook voor de Nederlandse vissers zeker mogelijkheden zijn. Op korte termijn is dit vooral op het gebied van privaat en publiek marien onderzoek. De snelle ontwikkeling van de visserijtechnologie brengt visserij en zeeonderzoek steeds dichter bij elkaar. Het steeds intensievere gebruik van de Noordzee door een toenemend aantal belanghebbenden creëert een groeiende behoefte aan dit soort onderzoek. Dienstverlening aan de gas-, olie- en groene-energiesector (windmolens) is op termijn ook interessant. De inkomsten zijn daar hoger, maar de eisen aan schip en bemanning eveneens. Een optie is ook samenwerking met windmolenparken, zoals vis- en algenkweek tussen de windmolens. Er zijn natuurlijk wel andere competenties (qua techniek, regelgeving/vergunningen en ondernemerschap) en investeringen aan boord nodig. Om dit goed in de markt te zetten is informatie en marktmacht nodig. Veelal zijn de klanten grotere bedrijven die de markt goed kennen en waartegenover een individuele visser geen partij is. Samenwerking is dus geboden. Zo zou je ook onderling kunnen regelen dat sommige vissers het hele jaar door vissen en anderen meer tijd aan nevenwerkzaamheden besteden. EL&I geeft financiële steun aan een initiatief voor zo’n samenwerking in de sector, medegefinancierd vanuit het Europees Visserij Fonds. Als follow-up hebben we LEI gevraagd twee reële business-cases te ontwikkelen voor neveninkomsten naast de visserij: voor een bestaand schip en voor een nieuw te bouwen schip. Dit laatste is ook relevant voor het Masterplan Duurzame Visserij, een initiatief vanuit de visserijsector zelf voor verduurzaming en vernieuwing van de visserijvloot. Nederland Maritiem Land financiert dit onderzoek mee, maar is ook inhoudelijk een aantrekkelijke partner. Deze businesscases moeten kunnen dienen als basis voor bankwaardige businessplannen: welke investeringen zijn nodig (zoals equipment, maar ook opleiding en investering) en wat valt ermee te verdienen. Ook de organisatie en marketing van deze nevenactiviteiten worden daarbij in kaart gebracht. Uit de brainstorm kwam naar voren dat vissers structureel al heel veel gegevens op zee verzamelen. Het is de moeite waard om te bekijken in welke mate er een markt is voor deze databestanden. Een volgende onderzoeksvraag is dus wat er beschikbaar is, wat kan worden gedeeld met anderen, welke partners je bij elkaar moet brengen, hoe je verschillende systemen koppelt en hoe je het in een verkoopbaar format brengt.´´